project

VHP4Safety: Op weg naar de beoordeling van de veiligheid van chemische stoffen op basis van humane gegevens

De beoordeling van de veiligheid van chemische stoffen is noodzakelijk om de risico’s van chemische blootstelling op de menselijke gezondheid en het milieu te minimaliseren). Voor deze beoordeling wordt veel gebruik gemaakt van dierstudies. . Vele natuurlijke en door de mens gemaakte chemicaliën kunnen in het watersysteem terechtkomen en worden in watermonsters aangetroffen als complexe mengsels van verschillende, vaak onbekende, stoffen met lage concentraties. De mogelijke risico’s van stoffen in water voor het milieu en de menselijke gezondheid moeten worden bepaald om passende beheersmaatregelen te kunnen nemen. Vanwege ethische en economische overwegingen worden er geen proeven met vertebraten ingezet bij het beoordelen van de veiligheid van watermonsters. De beoordeling van de veiligheid van bronnen van drinkwater is meestal gebaseerd op bestaande gegevens (voor mens en/of dier), en gegevens verkregen uit testen met cellen of weefsels (in vitro bioassays) en/of computermodellen (in silico methodes zoals QSAR en read-across).

VHP4Safety

De afgelopen jaren is er veel vooruitgang geboekt bij het ontwikkelen en valideren van methodes waarbij geen gebruikt wordt gemaakt van dierstudies, waaronder experimentele menselijke technieken, als een belangrijke strategie voor het verbetering van de voorspelling van nadelige invloeden van chemicaliën op de menselijke gezondheid. Er is nu een nieuwe benadering op dit gebied, het Virtual Human Platform for Safety Assessment (VHP4Safety). Dit project beoogt het voorspellen van de mogelijk schadelijke invloed van chemicaliën en geneesmiddelen te verbeteren op basis van een allesomvattende interdisciplinaire definitie van menselijke gezondheid. Dit “Virtual Human Platform” versnelt de overgang van testen op dieren naar een innovatieve veiligheidsbeoordeling. Het Virtual Human Platform combineert informatie over de menselijke fysiologie, chemische eigenschappen en verstoringen van biologische reactiewegen met een inclusieve en geïntegreerde werkwijze die het volgende omvat:

  1. voor de mens relevante scenario’s die rekening houden met kwetsbare groepen, zoals patiënten, kinderen en ouderen
  2. chemicaliën die specifiek zijn voor bepaalde sectoren: geneesmiddelen, consumentenproducten en de chemische industrie
  3. verschillende behoeftes van regelgevers en belanghebbenden

Gezamenlijke inspanningen voor een betere beoordeling van de veiligheid van chemicaliën

Het Virtual Human Platform richt zich op de maatschappelijke behoefte om veiligheid te beoordelen zonder dierproeven. Dit wordt bewerkstelligt door het integreren van meerdere wetenschappelijke disciplines in het consortium, en door met vele belanghebbenden te werken aan de implementatie en maatschappelijke aanvaarding van de beoordeling van de veiligheid van chemicaliën op basis van informatie over de mens in plaats van dierstudies.

KWR werkt binnen het VHP4Safety project samen met vooraanstaande groepen binnen Nederlandse universiteiten, universitaire medische centra, volksgezondheidsinstituten en organisaties voor toegepast onderzoek. Hiermee wordt expertise op het gebied van techniek, biologie, chemie, medicijnen en sociale wetenschappen geborgd.

Samen met de andere partners in het samenwerkingsverband verzekert KWR ook de betrokkenheid van meerdere partners op het gebied van wetenschap, regelgeving, bedrijfsleven en de samenleving bij het project, gedurende de hele kennisketen van de veiligheidsbeoordeling. Zo brengt het consortium de vereiste en complementaire kennis bijeen voor het bouwen, testen en evalueren van het Virtual Human Platform for Safety Assessment, en om de vraagstukken met betrekking tot drinkwater toekomstbestendig te maken.

VHP4Safety – the Virtual Human Platform for safety assessment project NWA 1292.19.272 vormt onderdeel van het NWA onderzoeksprogramma ‘Onderzoek op Routes door Consortia (ORC)’, dat wordt gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Het project heeft een budget van meer dan 10 miljoen euro, ging van start op 1 juni 2021, en duurt 5 jaar. Het project wordt gecoördineerd door de Universiteit van Utrecht (Juliette Legler), samen met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Hogeschool Utrecht (HU).