project

De rol van slib in infiltratiepanden bij OMV-verwijdering tijdens duininfiltratie

Drinkwaterbedrijven die duininfiltratie of oeverfiltratie toepassen, maken gebruik van infiltratiepanden met een sliblaag. Dit project onderzoekt welke rol de dikte en condities van deze sliblaag spelen in de verwijdering van organische microverontreinigingen (OMV). De resultaten zijn mogelijk van invloed op het onderhoudsregime van infiltratiepanden, waarbij nu vooral gestuurd wordt op slibweerstand.

Rol van slib bij verwijdering OMV

Of en hoe de dikte en condities van de sliblaag van invloed is op de verwijdering van OMV, is nog niet bekend. Daarom is het doel van dit onderzoek om te achterhalen bij welke van deze condities OMV-verwijdering optimaal is, zodat hier met het onderhoud van de sliblaag in infiltratiepanden op kan worden ingespeeld. De opeenhoping van het slib en de eigenschappen hiervan worden onder meer bepaald door de kwaliteit van het inlaatwater, doorvoersnelheid en de vorm en diepte van het infiltratiepand. Ook de vegetatie en biologische processen zijn van belang. Om verstopping tegen te gaan, besluiten DPWE-bedrijven regelmatig om slib te verwijderen wanneer deze laag te dik wordt en te veel weerstand geeft. Mocht uit de resultaten van dit onderzoek blijken dat sturen op de laagdikte of andere condities zoals de redoxpotentiaal een functionele bijdrage leveren aan de OMV-afbraak, dan zouden de waterbedrijven hier in de toekomst op kunnen inspelen. In het onderhoudsregime voor infiltratiepanden kunnen bijvoorbeeld aanpassingen in de voorzuivering, het pandpeil en/of de verblijftijd in de panden van invloed zijn op de slibcondities en dikte van de sliblaag.

Bodemonderzoek in infiltratiepanden

In dit project worden in verschillende infiltratiepanden metingen uitgevoerd aan de redoxpotentiaal, sliblaagdikte, waterkwaliteit en verwijdering van drie model-OMV. Om te beginnen moet bij verschillende infiltratiepanden op meerdere plekken per pand het verloop van de redoxpotentiaal in en onder de sliblaag worden bepaald, evenals de dikte van het slib. In het veld gebeurt dit met aangepaste redox-prikstokken en andere specifiek ontwikkelde apparatuur zoals gravity-corer samplers. De metingen geven direct inzicht in de relatie tussen de sliblaag en de redoxpotentiaal.

Uit deze exercitie worden drie infiltratiepanden gekozen met uiteenlopende uitgangscondities:

  • recent gebaggerd, vrijwel geen sliblaag aanwezig, in en onder sliblaag een vergelijkbaar redoxpotentiaal;
  • op de nominatie om te baggeren, met dikke sliblaag, in en onder sliblaag een groot verschil in redoxpotentiaal;
  • tussen deze uiterste condities in.

Van deze drie gekozen panden worden ook de waterkwaliteit en de OMV-verwijdering tijdens infiltratie bepaald. Dit gebeurt door het meten van de waterkwaliteit en drie model-OMV in het pandwater en in een peilbuis. Deze peilbuis moet mogelijk nog worden geplaatst voor dit onderzoek, zodanig dat het representatief is voor 1 meter bodempassage.

Opbrengsten

Het project resulteert in de volgende opbrengsten:

  • Methoden om de dikte en de (redox)condities van de sliblaag in infiltratiepanden te meten.
  • Kennis over de relatie tussen slibcondities en OMV-verwijdering.
  • Meer inzicht in parameters, bepalend voor OMV-verwijdering in de sliblaag
  • Richtlijnen voor het sturen van infiltratiepanden als zuiveringsstap voor OMV-verwijdering.
  • Mogelijk direct effect op onderhoudsregime van infiltratiepanden.