project

Verdroging: De Stippelberg

Aanpak verdroging hoge zandgronden

Op de hoge zandgronden is vaak sprake van een faseverschil tussen watervraag en -aanbod. Tijdens de winterperiode ontstaat onder invloed van neerslag en hoge rivierafvoer een wateroverschot, terwijl tijdens de zomer een tekort aan water ontstaat als gevolg van hoge verdamping. Hierdoor kan tijdens droge zomers, zoals in 2003, een watertekort ontstaan voor landbouw en natuur. De verwachting is dat als gevolg van klimaatveranderingen deze droge perioden frequenter zullen voorkomen. Indien geen maatregelen worden genomen neemt de droogtegevoeligheid van de hoge zandgronden alsmaar toe.

Een kansrijke aanpak van de verdroging van de hoge zandgronden is het opslaan van wateroverschotten tijdens het winterseizoen, zodat ze behouden blijven voor gebruik tijdens het zomerseizoen. Deze aanpak vereist ruimte om water op te slaan. KWR onderzoekt de mogelijkheden om hiervoor de ondergronds ruimte in droge natuurgebieden te gebruiken. Deze gebieden bieden namelijk ruimte voor wateropslag indien de grondwaterstand verhoogd kan worden. Deze vernatting van natuurgebieden kan als bijkomend voordeel hebben dat natuurdoelen beter gehaald worden.

Om de potentie van de inzet van droge natuurgebieden ten behoeve van wateropslag te onderzoeken is gedurende 2012-2014 door KWR Kennis voor Klimaatproject (HSDR 3.7) uitgevoerd. Het doel van dit project was om kansen voor wateropslag in de Stippelberg te identificeren en concrete maatregelen hiervoor uit te werken. De focus lag op de aanvoer van water uit externe waterbronnen. Daarnaast zijn klassieke vernattingsmaatregelen, zoals beperken van drainage en bosomvorming beschouwd.

Op deze website vindt u meer informatie over de achtergronden en uitkomsten van dit project. Het project is financieel ondersteund door Kennis voor Klimaat, Waterschap Aa en Maas, Provincie Noord Brabant, de Nederlandse drinkwaterbedrijven.

De Stippelberg

De Stippelbergregio is een karakteristiek gebied van de hoge zandgronden, waar natuur en landbouw geregeld te maken hebben met een watertekort en verdroging. De Stippelberg was rond 1900 een nat gebied bedekt met natte heiden, vennen en veentjes. Het gebied is daarna ontgonnen, de gronden werden ontwaterd en bebost. De omgeving van de Stippelberg werd ingericht als landbouwgebied. Hiertoe werd dit gebied intensief ontwaterd door een stelsel van sloten en drains. Tegelijkertijd nam de vraag naar water toe. Het resultaat was dat de Stippelberg door de jaren heen verdroogd is geraakt. Dit uit zich in lage grondwaterstanden in de zomer (Figuur 1).

Tijdvensters uit de ontwikkeling van de grondwaterstand in de Stippelbergregio.

Figuur 1: Tijdvensters uit de ontwikkeling van de grondwaterstand in de Stippelbergregio.

Onder invloed van het neerslagoverschot ontwikkelt zich gedurende het winterseizoen een waterbult in de Stippelberg (Figuur 3). Deze waterbult slinkt vanaf de start van het groeiseizoen onder invloed van verdamping en regionale drainage. Hierdoor zakken de grondwaterstanden gedurende het zomerseizoen ver uit en stagneert de levering van water aan het agrarisch gebied al vroeg in het groeiseizoen. Balansberekeningen geven aanwijzingen dat de Stippelberg thans nauwelijks bijdraagt aan de watervoorziening van het agrarisch gebied. De belangrijkste oorzaak is het snel wegzakken van de waterbult onder invloed van de ontwatering van het gebied om de Stippelberg.

Topografische kaart van de Stippelberg met daarin lijnen van gelijke grondwaterstanden.

Figuur 2: Topografische kaart van de Stippelberg met daarin lijnen van gelijke grondwaterstanden.

Infiltratieproef De Stippelberg

Midden op de Stippelberg liggen diepe ontwateringsgrachten, die vroeger gegraven zijn voor een betere ontwatering van het bos. Door verdroging staan deze grachten tegenwoordig een groot deel van het jaar droog. Twee infiltratieproeven zijn uitgevoerd om te bezien of de grachten nu ingezet kunnen worden voor het tegenovergestelde doel: infiltratie van water (Figuur 6). Hiertoe is water aangevoerd vanuit de Bakelse Plassen.

Uit de proeven blijkt dat de infiltratiesnelheid niet beperkend is voor het opbouwen van een watervoorraad in de Stippelberg. De goede waterdoorlatendheid van de bodem zorgt er wel voor dat het aangevoerde water zich snel verspreidt (Figuur op website). Zelfs op een afstand van 150 m steeg de grondwaterstand met 3 cm. Dit is een aanwijzing dat een opgebouwde watervoorraad niet lang in de Stippelberg vast kan worden gehouden.

Infiltratieproef Stippelberg op 26 oktober 2013

Figuur 6: Infiltratieproef op 26 oktober 2013.

Oplossingsrichtingen

De geohydrologische eigenschappen van de Stippelberg bevestigen het bestaan van twee kranen waar aan gedraaid kan worden om de bufferfunctie van de Stippelberg te vergroten. De eerste kraan heeft betrekking op de uitstroompunten van de Stippelberg. Door deze kraan dicht te draaien wordt de snelle ondergrondse afvoer van water uit de Stippelberg gedurende het winterseizoen afgeremd. Bij 5 cm verhoging van de drainagebasis kan 0.1 miljoen m3 grondwater uitgespaard worden. Dit vraagt regionale aanpassingen van het oppervlaktewater-systeem.

De tweede kraan heeft betrekking op de watervoorziening van de Stippelberg. Door deze kraan verder open te draaien wordt het grondwater in de Stippelberg extra aangevuld, zodat er tijdens het groeiseizoen meer water beschikbaar is voor natuur en landbouw. Op deze wijze kan in potentie 0.3 miljoen m3 water opgevangen worden, maar daar is wel permanente aanvoer voor nodig. Bij tijdelijke aanvoer gedurende 2 maanden neemt de watervoorraad met 0.1 miljoen m3 toe. Dit water wordt gedurende het groeiseizoen aan de omgeving geleverd (Figuur 7) en kan aldus bijdragen aan de watervoorziening van maximaal 4 km2 agrarisch land tijdens een droog jaar als 2003.