Nieuws

De kracht van collectiviteit

Een interview met Lianne van Oord over het bedrijfstakonderzoek

Gedurende zes jaar was Lianne van Oord lid van het Coördinerend Overleg van het bedrijfstakonderzoek voor de drinkwaterbedrijven. Per 1 april neemt zij afscheid. “Het bedrijfstakonderzoek functioneert als een goed draaiende machine”, vindt Van Oord. “Er bestaat een lange traditie van samenwerken.” Als CO-lid was Van Oord een gedreven aanjaagster van het bedrijfstakonderzoek, waaronder programma’s zoals Water in de Circulaire Economie. Wat wil zij meegeven voor de toekomst?

Lianne van Oord, aftredend CO-lid van het bedrijfstakonderzoek (links), en Anne Mathilde Hummelen, programmamanager bedrijfstakonderzoek bij KWR (rechts)

Grote gemeenschappelijke basis

Als nieuw afdelingshoofd Onderzoek en Advies bij Waterleiding Maatschappij Limburg startte Lianne van Oord zes jaar geleden haar positie als CO-lid in het bedrijfstakonderzoek. Het collectieve karakter van het programma sprak haar meteen aan. Van Oord: “Ik ben echt iemand van ‘samen’. Juist omdat de waterbedrijven niet met elkaar hoeven te concurreren, kunnen we de problemen en oplossingen met elkaar delen. Ik zie de drinkwaterbedrijven graag als tien filialen van hetzelfde bedrijf, want onze gemeenschappelijke basis is groter dan de verschillen.” De recente toevoeging van de Vlaamse Watergroep ziet Van Oord als een kans. “Onze verschillen zijn niet zo groot. En we hebben elkaar denk ik veel te bieden.”

Meer ruimte voor diversiteit

Om binnen de collectiviteit de flexibiliteit te behouden, mag wat Van Oord betreft scherper worden gestuurd op diversiteit. “Wanneer een waterbedrijf ergens een initiatiefnemer in wil zijn waar anderen later hun voordeel mee kunnen doen, moet daar ruimte voor zijn. Bij WML wilden we bijvoorbeeld inzicht verkrijgen in de mogelijke impact van decentraal zuiveren, waarover nog geen collectief standpunt bestond. Door toe te laten dat drinkwaterbedrijven bepaalde thema’s oppakken, vergroot je hun eigenaarschap. Er worden inzichten verkregen die kunnen helpen bij standpuntvorming van de hele sector, en het innovatieve vermogen neemt toe.”

Flexibiliteit in aansturing

Ook de getrapte aansturing – met themagroepen, Coördinerend Overleg en Directeurenoverleg – staat volgens Van Oord een grotere mate van flexibiliteit in de weg. “Uiteraard leidt deze aanpak tot een degelijke besluitvorming, maar samenwerken met andere partners vraagt soms om meer vanuit kaders te opereren. Dat wil zeggen: de partijen die het meest geschikt zijn om een bepaald probleem aan te pakken, nemen hierin het voortouw en zoeken geschikte partners. De rest volgt.”

Verbreding kennisbasis

Een derde punt dat Van Oord noemt in het vergroten van de flexibiliteit, is het verbreden van de kennisbasis. “We zijn nu heel erg gericht op KWR als kennisleverancier. Maar met het bedrijfstakonderzoek zouden we ook kunnen denken aan een meer TKI-achtige aanpak. KWR neemt de rol van kennismakelaar en zoekt de juiste partijen bij elkaar, uiteraard inclusief zichzelf. Op zo’n manier staat ons de hele wereld ter beschikking. Is de kennis zo belangrijk dat we er zelf over willen beschikken, dan halen we het ook bij KWR naar binnen. Wegen we het minder zwaar, dan laten we het bij de ander.”

Brede visie op impact

Naast het benoemen van de verbeterpunten binnen het bedrijfstakonderzoek, wil Van Oord vooral ook behaalde successen benadrukken. “Dankzij het jarenlange onderzoek hebben we een stevige basis gelegd onder allerlei vraagstukken voor de drinkwatersector. Vanuit mijn werk bij WML heb ik ervaren hoe snel de kennis kan worden gemobiliseerd als daar vraag naar is, bijvoorbeeld rond de pyrazool-verontreiniging of de onderbouwing van de streefstructuur. Die meerwaarde valt niet altijd op voorhand te wegen, vaak gebeurt dit pas achteraf. Als je het hebt over impact, pleit ik dan ook voor een brede visie hierop. De inspanningen en wat dit oplevert, valt niet altijd een-op-een te vertalen.”

Groeiende interactie tussen kennis en praktijk

De verbreding van het inhoudelijk palet van het bedrijfstakonderzoek in de afgelopen jaren, is ook iets waarover Van Oord erg is te spreken. “Naast traditionele processen rond winning, zuivering en distributie, pakken we nu heel nieuwe vraagstukken aan, passend bij deze tijd. Een goed voorbeeld is WiCE; hierin zoeken we duidelijk andere partners in de waterketen op.” Daarnaast ziet Van Oord dat de rol van KWR zich meer verlegt van pure uitvoerder naar gesprekspartner. “Geweldig vind ik dat, die groeiende interactie tussen kennis en praktijk. Dat dit echt werkt, blijkt uit het feit dat je sommige mensen ziet overstappen van KWR naar de drinkwaterbedrijven en andersom. Dat brengt beide partijen heel veel. Nog mooier zou het zijn wanneer deze kruisbestuiving bewust gestuurd wordt. KWR en de watersector hebben de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om ontwikkelingen in maatschappij en wetenschap zo doelmatig mogelijk bij elkaar te brengen.”

Bouwen aan maatschappelijke opgave

Voordat Van Oord in april de overstap maakt naar Brightsite (Geleen), waar zij haar verbindende capaciteiten zal inzetten als programmamanager in het verduurzamen van de chemische industrie, vragen we naar haar toekomstvisie op het bedrijfstakonderzoek. “Met alle vraagstukken waar de watersector voor staat, vind ik dat die leidend moeten zijn. Water in de circulaire economie, de maatschappelijke transities; zij vormen het programma. Het bedrijfstakonderzoek is daar een onderdeel van, en niet andersom. Bouw vooral aan de maatschappelijke opgave, en vind daar de juiste partners bij. Met het oog op impact valt daar meer winst te behalen dan in het verder optimaliseren van wat we al doen.”

delen